De 400m bij de Olympische Spelen van Parijs (deel 1), de vrouwen
door Jan Lips
foto: Bjorn Paree
In aansluiting op mijn voorgaande artikelen over het lopen van de 400m op deze website baan-atletiek wil ik in een aantal afleveringen de 400m van Parijs bespreken in al zijn aspecten: de 400m, de 4x400m estafette, de 400m horden en de 400m van de decathlon.
In deze eerste aflevering begin ik met de 400m voor de vrouwen.
Het begon allemaal met de eerste ronde op maandag 5 augustus: 6 heats en 47 atletes.
Van de seizoenranglijsten konden wij al direct een idee krijgen wie de grootste kanshebsters waren om in de finale te komen. Hier is de ranglijst van voor het begin van de Olympische Spelen (uitslagen tot en met 20 juli, 2024):
In het rood de atletes die niet op de individuele 400m startten in Parijs, zodoende maken de resterende atletes de lijst van de top-20 gerangschikte atletes op die we aan het werk zagen in de eerste ronde.
Top-drie van elke serie gaan naar de halve finales, al de anderen (tenzij gediskwalificeerd) krijgen de volgende dag nog een kans in de herkansing (repechage) om 6 aanvullende plaatsen te verzekeren.
Weinig grote verrassingen in de eerste ronde, behalve dat Kendall Ellis uit de Verenigde Staten zich niet direct wist te plaatsen. Ellis had de USA Olympic Trials gewonnen met een tijd van 49.46, zij kwam nu niet verder dan een vijfde plaats in 51.16.
Atletes van buiten de top-20 die zich direct wisten te plaatsen voor de halve finales waren de Roemeense Andrea Miklos die daar een PR van 50.54 voor nodig had, de Oostenrijkse Susanne Gogl-Walli en Junelle Bromfield uit Jamaica, ook met een PR (51.36), die daarmee als langzaamste automatisch gekwalificeerde werd. Onze Lieke Klaver had weinig moeite een halvefinaleplaats te behalen, met een tijd van 49.96 was ze een van de vijf deelneemsters die een tijd van onder de 50 seconden neerzette.
Race tactiek
In mijn eerdergenoemde artikel over de 400m legde ik uit wat ik als de beste tactiek beschouw om een goede tijd te lopen. Een niet te snelle eerste 200 meter, zodat de spieren nog willen in de laatste 100 meter – het uitstellen van de verzuring. Ik concludeerde dat de beste loopwijze is een verschil van onder de twee seconden hebben tussen de eerste en laatste 200 meter (optimaal tussen 1.50 en 2.00), en dat een verschil tussen de twee en drie seconden nog goed te noemen is, alhoewel de hogere waarden (zeg 2.75 tot 2.99) al een wat mindere kwaliteit tonen. Verschillen van 3 seconden en hoger krijgen een onvoldoende. Dit alles wordt ondersteund door lange lijsten van statistieken. Een te snelle start voor de vorm waarin de atlete verkeert resulteert in een zwakke laatste 100 meter en meestal een tegenvallend resultaat.
In een toernooi dat meerdere rondes tot de finale heeft, kun je in de eerste ronde(s) deze tactiek overboord gooien wanneer je tot de gevestigde orde behoort. Het gaat er immers niet om een goede tijd te lopen, maar om door te gaan naar de volgende ronde zonder onnodig energie te verspillen. Een tamelijk snelle start en uitbollen over de laatste 80 meter wanneer je ziet dat je in de top-drie loopt, is een vaak gebruikte tactiek. Dat betekent ook dat het verschillen tussen de eerste 200 meter (200 (1)) en de tweede 200 meter (200 (2)) regelmatig boven de drie seconden uitkomen. Enige voorbeelden:
Uitleg: eerste kolom = plaatsing na 400m, zesde kolom: plaatsing op de 200m lijn.
Maar ook een behoudende start leverde de gewenste resultaten op, niet iedereen van de toppers nam de relatief snelle start benadering:
Hoewel Gabby Scott uit Portorico niet in de top-drie eindigde, verbeterde ze wel het nationale record met een voorzichtige start; slechts als zevende doorkomend op de 200m, vierde op de finishlijn.
Dan zijn er de atletes die zichzelf met een te snelle start geen goede dienst bewezen:
Wanneer je de eerste of tweede tijd hebt bij het passeren van de 200m lijn, en dan als vierde, vijfde of zesde eindigt, heb je iets verkeerd gedaan. Je bent te snel van start gegaan en moet dat bekopen met een dramatische slow-down, meestal op de laatste 80 meter. De tijden van boven vier seconden langzamer op de laatste 200m geven niet altijd een zuiver beeld wat er werkelijk gaande was. Deze atletes hebben mogelijkerwijs al opgegeven ver voor de finishlijn was bereikt om krachten te sparen voor de herkansing.
In de wereld van de toppers is een tijd van rond de 24 seconden over de eerste 200 niet bijzonder snel te noemen, maar voor de subtoppers kan dit wel het geval zijn.
De herkansing
Dit was een nieuw element op de Olympische Spelen, de kans om je alsnog te plaatsen voor de halve finale indien dat niet was gelukt in de eerste ronde. Ik denk dat het een geweldig idee was, iedereen krijgt een kans voor een tweede race, en een gelegenheid om iets goed te maken. De winnaars van de vier repechage series en de twee snelste tijden gaan door naar de volgende ronde.
De volgende atletes wisten zich via de herkansing voor de halve finale te plaatsen:
Allen begonnen behoudend, behalve Gabby Scott die dit keer 0.8 seconden harder ging in de eerste 200m dan in haar serie, wat haar wel tijd kostte op de laatste 200m, maar desalniettemin weer een nationaal record. Ella Onojuvwevwo uit Nigeria had haar les geleerd. Na een veel te snelle start in de series liep ze nu veel behoudender in haar eerste 200m, 23.36 versus 24.07, wat haar een mooie overwinning opleverde. Hetzelfde gold ook voor de Zuid-Afrikaanse Miranda Coetzee, die haar te snelle 23.35 van de eerste ronde verving door een 24.00, hetgeen haar een PB van 50.66 opleverde en een halve finale plaats als een van de tijdsnelsten. Kendall Ellis maakte haar hoge klassering in de ranglijst waar door haar serie te winnen, na haar moeizame start in de eerste ronde.
De halve finales
Nu komt het er op aan, een plaats in de finale is het doel, het kaf moet van het koren gescheiden worden. De top-twee van ieder van de drie halve finales en de twee tijdsnelsten plaatsen zich voor de finale.
Snel starten, behoudend starten, of er tussenin, wat is de beste strategie? En wat voor andere invloeden spelen een rol? Sterkte en richting van de wind, vorm van de dag, had je een of twee races nodig om in de halve finale te komen, de hitte, je slaap en herstel, je mentale weerstand, enzovoort, enzovoort.
Hier is wat er plaats vond:
O, schrik, Lieke Klaver kwam net één plaats tekort om het tot de finale te schoppen! Daar gaan we het later nog even over hebben.
Ter herinnering, hier is de geschoonde top-12 ranglijst voor de start van de Olympische Spelen:
Van de top-8, wisten Nickisha Pryce, Kendall Ellis en Lieke Klaver zich niet voor de finale te plaatsen. Dat de ranglijst aanvoerster Pryce de finale niet haalde was opzienbarend, zeker ook omdat ze in de Diamond League wedstrijd in Londen een paar weken eerder had getoond in grote vorm te zijn door in 48.57 te winnen. Kendall Ellis had al getoond niet in haar beste vorm te zijn. Na het winnen van de Amerikaanse olympische kwalificatiewedstrijd in 49.46, liep ze op 12 juli in Monaco een tijd van slechts 50.39.
Opvallend was dat in de eerste halve finale iedere loopster een 200m verschil had van meer dan drie seconden. Bijna iedereen ging hard van start, en je wilt in de buurt van de snelsten blijven, raadzaam of niet. Maar deze tactiek maakt het ook mogelijk niet alles hoeven te geven op de laatste 100 meter wanneer je in de top-twee positie bent. De uitzondering was Gabby Scott die na twee keer het nationale record te hebben verbeterd blijkbaar niet de scherpte meer had.
Lieke Klaver – een enigma
Lieke Klaver was bezig aan haar beste jaar ooit, totdat ze faalde in het bereiken van de olympische finale in de 400 meter, een finaleplaats die redelijkerwijs verwacht kon worden. Recente Diamond League en Europese successen brachten haar tijden omlaag, van 50.62 in Oslo, 50.08 in Rome, 49.64 in Monaco, tot uiteindelijk 49.58 in Londen.
Gedurende het seizoen heeft Lieke misschien wel slapeloze nachten gehad om uit te vinden wat voor haar de beste racetactiek is. Ze stond bekend als een (te) snelle starter, leek het roer om te gooien in Eugene afgelopen jaar met een zeer gereserveerde start, leek die koers door te zetten in het indoorseizoen, en keerde in het buitenseizoen eventueel weer terug naar snel starten, mogelijk omdat de meer gematigde start haar niet de tijden bracht waarop ze gehoopt had.
Even terug naar 2023, de WK 2023 in Budapest en de Diamond League finale in Eugene, OR, USA.
In Budapest plaatste Lieke zich gemakkelijk voor de finale door haar serie te winnen in 50.52 en de halve finale in 49.87. In de finale ging Lieke veel te hard van stapel en moest dat bekopen met de langzaamste laatste 100m van alle loopsters en een teleurstellende 6e plaats.
In de DL finale kozen alle loopsters op één na voor een behoudende start, wat zeer goed uitpakte voor de top-drie. Ideale verschillen tussen de eerste en tweede 200 meter. De snelste startster (Irby-Jackson) moest dat echter bekopen met een moeilijke laatste 100 meter en een verschil van meer dan 4 seconden tussen haar eerste en laatste 200 meter. Lieke startte voor haar doen ongewoon langzaam en kwam daarmee tot een knappe derde plaats. Het leek alsof Lieke haar lesje geleerd had.
Indoorseizoen 2024
In haar eerste twee indoorwedstrijden op 30 januari in Ostrava (CZE) en Torún (POL) leek Lieke de behoudende start weer een kans te geven. Lieke gaat wat sneller van start in de laatste drie wedstrijden, zonder overboord te gaan. In Liévin (FRA) is het eindresultaat ongeveer van hetzelfde gehalte, in Apeldoorn en Glasgow is ze beduidend sneller.
Bij de laatste twee wedstrijden eindigde Lieke als tweede achter een wereldrecord brekende Femke Bol, met voor haar zeer goede tijden. Het overzicht:
Dan begint het buitenseizoen. Dit zijn Lieke’s belangrijkste uitslagen:
We zien dat een nieuwe trend zich ontwikkelt. Haar beste prestaties zijn gelopen met een zeer snelle eerste 200 meter. Het is mogelijk dat DL Parijs haar aan het denken heeft gezet. Een voorzichtige start met geen geweldige laatste 200 meter. Wat nu?
Cijfers op papier kunnen op verschillende wijzen geïnterpreteerd worden. Wie weet had ze een aantal zware trainingsweken achter de rug, of er was een andere reden dat ze geen topprestatie kon leveren (en sinds wanneer is onder de 51 seconden geen topprestatie meer? Alles is relatief!).
Twee persoonlijke records met een snelle start. In mijn ogen betekent dat dat Lieke zelfs harder had kunnen gaan met een meer behoudende start en mogelijk onder 49.50 had kunnen duiken.
De halve finale van Lieke Klaver
Die halve finale van Lieke in Parijs is een verhaal apart. Het was de eerste serie. ‘Op uw plaatsen.’ Iedere atlete nam haar plaats in de startblokken. ‘Klaar?’ Iedereen kwam in startpositie, behalve Lieke Klaver. ‘KNAL.’ Iedereen vertrok, behalve Lieke Klaver. Wat? Mijn eerste gedachte was: ‘Die ligt eruit!’ Gelukkig volgde er een tweede schot, en werd iedereen teruggeroepen. Lieke veroorzaakte geen valse start, maar ze overtrad regel TR 16.5.2: ‘Failing to comply with the starter’s command,’ en kreeg daarvoor een gele kaart volgens regel TR 7.1.
De tweede keer ging het allemaal goed – behalve voor Lieke. Naser en Adeleke waren de automatische gekwalificeerden, met het jonge Noorse talent Henriette Jaeger als tijdsnelste.
Dit was wat coach Laurent Meuwly had te zeggen (van de NOS website):
‘De startprocedure bracht haar van slag. Omdat het zo lang duurde, dacht ze aan een technisch mankement. Bij de herstart had ze een misstap. We weten dat het voor haar moeilijk is om terug in haar ritme te komen als er iets niet goed gaat bij de start.’
De Zwitserse succescoach zei ook dat het Klaver wellicht ontbrak aan energie. In twee races op de 4x400 meter gemengde estafette, waarop Nederland goud veroverde, en de series van de 400 meter kon Klaver volgens Meuwly ‘nauwelijks energie besparen, omdat het niveau zo hoog is.’
De Finale
De verwachtingen waren hooggespannen voor de finale, en niet ten onrechte. Marleidy Paulino is dit seizoen ongeslagen, Natalia Kaczmarek is nog steeds in stijgende vorm, en Salwa Naser weet zich altijd te laten zien in grote wedstrijden. Ook Rhasidat Adeleke en Amber Anning hebben een uitstekend seizoen achter de rug.
Het hele veld gaat snel van start, en op de tweehonderdmeter lijn is Paulino verreweg de snelste met 22.81, gevolgd door Naser en Kaczmarek met respectievelijk 23.12 en 23.22. Alle anderen blijven onder 23.50. Het is ongebruikelijk dat de rangorde grotendeels al is bepaald bij de 200m passage, maar wanneer je van grote klasse bent kun je een snelle start laten volgen door een goede tweede helft.
Alle atletes liepen onder 50 seconden, en ik geloof dat dit een unicum is in een 400m race voor vrouwen, in ieder geval voor de Olympische Spelen. Marleidy Paulino was duidelijk de sterkste, winnend in een nieuw olympisch record (oud Perec, FRA uit 1996) en area record, gevolgd door uitstekende races van Naser en Kaczmarek.
Zoals te zien in de tabel ging Kaczmarek langzaam van start, maar zette dat recht in haar tweede 100 meter. Amber Anning had de snelste laatste 50m en werd beloond met een nationaal record.
Een fantastische race van ongekende kwaliteit!
Volgende aflevering: de 400 meter van de mannen