Sport, politiek, Coe, Ovett en Femke Bol
door Kees Sluys
Toen Femke Bol zondagmiddag 14 juli in La Chaux-de-Fonds sensatie verwekte met haar tijd van 50.95 op de 400 meter horden werd de parallel eens te meer duidelijk. De twee jaar durende strijd-op-afstand tussen Bol en haar VS-concurrente Sydney McLaughlin-Levrone begon nu echt te lijken op zo’n ander tergend lang uitgesteld duel-der-duels uit al bijna vervlogen tijden.
Ook destijds, in de aanloop naar de Olympische Spelen van Moskou in 1980, keek de atletiekliefhebber meer dan gespannen uit naar een confrontatie tussen twee atleten die eindelijk, eindelijk tot een beslissende botsing móest komen.
Ja, er zijn verschillen. Vierenveertig jaar geleden ging het om twee concurrenten uit hetzelfde land, die elkaar meden als de pest. Ook anders dan toen: Bol wil graag, maar McLaughlin houdt de boot af.
We hebben het natuurlijk over Sebastian Coe versus Steve Ovett, jarenlang de twee beste middenafstanders van de wereld. De één, door zijn vader Peter Coe getraind, licht favoriet op de 800 meter; Ovett iets meer van de 1500 meter. Zo, veronderstelde men, zou het goud ook worden verdeeld
De uitgebreide beschrijving van deze fascinerende episode uit de atletiek, met als passende titel ‘The Battle Of Britain’, vormt een heerlijk hoofdstuk in het überhaupt voortreffelijke, onderhoudende en leerzame boek Russische Spelen – Sport en politiek in het olympische jaar 1980 van Rolf Bos. Na het EK in 1978, waar Ovett kampioen op de 1500 meter werd, begon het verstoppertje spelen met Coe die in 1979 het wereldrecord op de 800 meter van Alberto Juantorena verbeterde tot 1.42.4. ‘Loopt de een in Brussel of Oslo de 800 meter, kiest de ander voor de mijl, loopt de een de 1500 meter, start de ander op de echte mijl. Het is voor de sportliefhebber om gek van te worden. Alsof tennisser John McEnroe Wimbledon mijdt, omdat daar ene Björn Borg speelt. Maar in Moskou is er geen ontkomen aan.’
Boycot ja of nee
En toen, opeens, diende zich een alles bedervende dreigende kink in de kabel aan. Door toedoen van de Britse premier Margaret Thatcher, die goede sier wilde maken door in het voetspoor van VS-president Jimmy Carter de Spelen te boycotten. Reden: de Russische invasie in Afghanistan, die 25 december 1979 een aanvang nam. Hoewel de politiek uit alle macht, en niet zelden met kwalijke middelen en argumenten, probeerde de sporters thuis te houden, vonden Thatchers dramatische oproepen geen gehoor van het Britse Olympisch Comité. Opluchting in de wereld: het duel-der-duels kon doorgaan.
Meer dan 60 landen volgden Carter wel, waaronder belangrijke naties als West-Duitsland, Japan en Canada. Vaak na grote politieke druk en verhitte debatten. Een van de sporters in ons buurland die zich tegen de boycot uitsprak was een jonge schermer, die vier jaar eerder in Montreal met het West-Duitse team goud had gewonnen. Zijn naam: Thomas Bach. Diens pleidooi, en dat van vele andere sporters, zou niet baten. Hij mocht niet naar Moskou. ‘Vele jaren later,’ schrijft Bos fijntjes, ‘zal hij er nog vaak genoeg komen, als president van het IOC en goede kennis van Vladimir Poetin.’ Waarmee niet voor het laatst in het boek een link met het huidige Rusland wordt gelegd.
Ook in Nederlandse regeringskringen olv Dries van Agt werd stevige pressie op de sportwereld uitgeoefend, maar uiteindelijk mochten de bonden zelf beslissen. Met als resultaat: we gaan.
Niet alleen buiten de Sovjet-Unie sprak men zich uit voor een boycot, ook in het organiserende land zelf klonken, schaarse, tegengeluiden. Zoals van de razendpopulaire zanger Vladimir Vysotski. En van Andrej Sacharov, de ‘vader van de Russische waterstofbom’ en ontvanger van de Nobelprijs voor de Vrede. Tot grote onvrede uiteraard van Opperste Sovjet Leonid Brezjnev.
Naargeestig
Net als in zijn zeer lezenswaardige boek Een Duitse zomer over de Olympische Spelen van München 1972 (2022)* schildert Bos een uitgebreid palet van de ontwikkelingen vooraf, tijdens en na de Spelen. En laat hij ook weer de nodige niet-specifiek op sport gerichte reporters hun licht schijnen op de gebeurtenissen. Onder wie de (altijd handig) Russisch sprekende journalisten Nico Scheepmaker en Alexander Münninghoff. Maar ook een gepatenteerde dwarsligger als Willem Oltmans wordt geciteerd. Ten aanzien van de boycotplannen schreef deze in zijn Memoires: ‘Het zijn steeds dezelfde types die zich met antisovjetactiviteiten bezighouden, als Ed van Thijn, de journalist Dick Verkijk en anderen. Na de affaire Sacharov hebben ze een nieuw kolfje naar de hand: boycot van de Olympische Spelen in Moskou, wat uitgerekend een gelegenheid had moeten zijn om het beruchte IJzeren Gordijn wat meer open te schuiven. (…) De baasjes in Den Haag zijn er maar druk mee. Zielig.’
De Nederlandse afvaardiging in Moskou telde slechts 77 deelnemers. Daaronder niet de hockeyers. Zij vonden hun toernooi dermate gedevalueerd dat er geen eer aan zo’n olympische titel te behalen was. Het werden vooral ongezellige, soms zelfs naargeestige Spelen. Al kon ook de grootste scepticus niet om het grandioze openingsspektakel heen. De kwalificatie ‘griezelige perfectie’ viel. En in de Volkskrant deelde Ben de Graaf met kenmerkend sarcasme ‘een tien met een griffel’ uit.
Gerard Nijboer
Een van de hoofdfiguren in het boek is Gerard Nijboer, wiens beeltenis niet voor niets op de cover van het boek prijkt. Ook op hem was druk uitgeoefend, door PvdA-politicus Ed van Thijn. ‘Het gemak waarmee de politiek de jonge sporters denkt te kunnen opofferen,’ schrijft Bos. ‘De marathonloper is er behoorlijk kwaad over.’
In sportief opzicht was Nijboers gang naar Moskou zonder meer een juiste beslissing. Na zijn fantastische 2.09.01 tijdens de marathon van Amsterdam eerder dat jaar was onze landgenoot (je kunt het je anno 2024 niet meer voorstellen) de één na snelste ter wereld ooit. Schitterend was zijn zilver, achter DDR-atleet Waldemar Cierpinski die ook al in Montreal had gezegevierd.
Ongezellig en beschamend onsportief gedroeg het thuispubliek zich. Niet alleen tegenover het westerse blok, maar ook ten opzichte van sporters uit communistische broederlanden als Polen en de DDR. Bijvoorbeeld toen de Poolse polsstokhoogspringer Wladyslaw Kozakiewicz de titel dreigde op te eisen ten koste van thuisfavoriet Konstantin Volkov. Berucht is het fuck you-gebaar dat de Pool richting publiek maakte na zijn wereldrecordsprong op 5.78: de gest Kozakiewicza alias bras d’honneur.
Ruime aandacht ook voor de twee andere olympische hoofdsporten, zwemmen en turnen. Over de schandalig oneerlijke jurering, die bijvoorbeeld iemand als Béla Károlyi, de Roemeense turncoach van het fenomeen Nadia Comaneci, tot uitzinnige woede dreef. En voor 14-jarige zwemster Conny van Bentum (anno 2024 arts bij het nationale zwemteam) die tegen de DDR-meiden met hun ‘baritonstemmen’ moest opboksen. Anderzijds wordt Vladimir ‘Volodja’ Salnikov ten tonele gevoerd. De fabelachtige, sympathieke Russische langeafstandszwemmer die als eerste ter wereld de 1500 meter vrije slag binnen het kwartier aflegde, bleek bepaald geen robot maar, aldus Hans van Wissen in de Volkskrant, ‘een voor westerse begrippen uiterst vrolijke en aimabele Rus’.
Veelzeggend en weinig vrolijk stemmend aan deze zogenaamd ‘schone’ Spelen was ook het feit dat Sovjet-Unie en DDR gezamenlijk de helft van het aantal medailles in de wacht sleepten. Met dank ook aan het Sovjet-dopinglab waar Volkov van een labmedewerker te horen kreeg: ‘We gooien alle eigen plasjes van de Sovjetsporters sowieso weg. We hebben hier geen behoefte aan ongelukjes.’
Gerechtigheid
Terug naar De Grote Confrontatie. Kort voor vertrek naar Moskou gaf de (niet ten onrechte) persschuwe Ovett een zeldzaam en goedbetaald interview aan Sunday People. Daarin klonk het zelfverzekerd: ‘Moskou zal aantonen dat ik de sterkste middenafstandloper ben. In de sport is geen plaats voor zeikerdjes, enkel voor mannen die voor zichzelf op kunnen komen. Ik heb mijn vader niet nodig om mijn hand vast te houden.’ En: ‘In Moskou zal ik met niemand medelijden hebben, zeker niet met Coe.… (Ik heb) vijftig procent kans op goud op de 800, negentig procent kans op goud op de 1500 meter.’
We weten hoe het afliep. Anders dan gedacht, maar naar gerechtigheid.
Rolf Bos, Russische Spelen – Sport en politiek in het olympische jaar 1980, Querido Facto, 336 pagina’s, 24,50 euro
* Zie de bespreking in deze rubriek.