Singh, de 400 meter en enige bescheidenheid
door Kees Sluys
Indiase topatleten? Dat maak je niet vaak mee – nou, zeg maar gerust bijna nooit.
Maar het heengaan van Milka Singh roept mooie herinneringen op. De op 18 juni overleden ‘Flying Sikh’ behoorde midden van de twintigste eeuw zowel op de 200 als de 400 meter tot de wereldtop. Na zijn overwinning op de 440 yards in 46.6 tijdens de Commonwealth Games in Cardiff 1958, kwam de carrière van de tengere atleet pas echt goed op stoom. Al vroeg tijdens het olympische seizoen van 1960 toonde hij zijn vorm met tijden van 20.7 en 46.1, waarna hij kort voor de Spelen in Rome zelfs 45.9 liep. Singh ging dan ook als een van de medaillefavorieten van start. Zware concurrentie mocht hij verwachten van de Amerikaan Otis Davis (28) die al 45.6 had geklokt en van Carl Kaufmann. De 24-jarige Duitser, die een jaar eerder het Europese record op 45.8 had gebracht, verbeterde zich bij de Duitse kampioenschappen zelfs tot 45.4.
Het werd een legendarische finale. Na een razendsnelle eerste 200 meter (21.2) van Zuid-Afrikaan Malcolm Spence versnelde Davis in de tweede bocht. Hij leek de winst te grijpen, maar verkrampte op 50 meter voor de finish en moest dulden dat Kaufmann in de laatste meters alsnog langszij kwam en zich over de finish stortte. Was het voldoende?
Na de uitvoerig bestudeerde fotofinish werd de Amerikaan tot winnaar uitgeroepen. Zijn tijd: een sensationele 44.9. Nieuw wereld- en olympisch record! Voor het eerst onder de 45.0! Kaufmann kreeg dezelfde tijd toegewezen. Het verschil was dan ook nihil; de elektrische photo-timer gaf respectievelijk 45.07 en 45.08 aan.
Singh (‘de man die,’ aldus reporter Klaas Peereboom, ‘door zijn merkwaardige haardracht weer extra wind ging vangen’) moest in 45.6 genoegen nemen met de vierde plaats, achter Spence (45.5).
Van 3.00 naar 1.69
Wat een tijd: 44.9. En dat 61 (zegge: éénenzestig) jaar geleden. Op een sintelbaan. Een paar maanden vóór die gedenkwaardige race was het Nederlandse record door Jan van Uden op 47.9 gebracht.
Drie volle seconden verschil!
Acht jaar later, op de gloednieuwe tartanbaan in de ijle lucht van Mexico 1968, brak Lee Evans met 43.8 (elektronisch 43.86) de 44.00-barrière. Eind augustus van datzelfde jaar had Rijn van den Heuvel het Nederlandse record, dat met 46.9 op naam stond van Fred van Herpen, tot 46.7 teruggebracht.
Nog steeds drie seconden (nou ja, 2.9) verschil.
Hoe staan de zaken er inmiddels, 53 (zegge: drieënvijftig) jaar na Mexico voor? Anno 2021 is de 43.00-grens is nog steeds niet geslecht en mag Wayde van Niekerk zich met zijn gouden olympische race uit 2016 in 43.03 nog altijd wereldrecordhouder noemen.
Nederland is dichterbij gekomen: Liemarvin Bonevacia verbeterde het Nederlandse record in 2015 tot 44.72.
Toch nog altijd een marge van 1.69 seconde.
En de estafette?
Er heerst de laatste tijd, zeker sinds het succesvolle optreden van Nederland tijdens de WK estafette in Chorzov, enige euforie rondom onze 4 x 400 meter estafetteteams.
Weer even terug naar 1960, naar de sintelbaan in Rome. Daar liep het Amerikaanse kwartet naar goud in een wereldrecord van 3.02.2. Splittijden: Jack Yerman 46.7, Earl Young 45.6, Glenn Davis 45.5 en Otis Davis 44.4.
Zevenenvijftig jaar na dato, in 2017, benaderde het Nederlandse viertal Maarten Stuivenberg, Liemarvin Bonevacia, Terrence Agard en Bjorn Blauwhof die tijd door het nationale record op 3.02.37 te brengen.
Onlangs, bij het EK voor landenteams in Cluj (Roemenië), leek dit record te sneuvelen, maar het kwartet Wardenburg (46.6), Bonevacia (45.0) Amsela (45.42) en Agard (45.48) finishte in 3.02.49. Daar zit met Jochem Dobber en Tony van Diepen de nodige rek in. Ergens dit jaar, bij voorkeur in Tokio, moet de 3.00.00-grens worden gebroken.
een beeld uit een estafette run. Bij de wissel altijd een wat chaotisch tafereel.
Het huidige wereldrecord, met 2.54.29 in bezit van de VS en daterend uit 1993, zal naar alle waarschijnlijkheid nog een tijdje buiten bereik blijven. Verschil met het Nederlands record ruim 8 seconden, iets meer dan 2 seconden per loper.