De lat gaat steeds hoger bij Femke Pluim

door Bert Vreeswijk

Femke is een alleskunner

Tien jaar was de talentvolle turnster Femke Pluim toen ze in 2010 afscheid nam van het  turnen en zich aanmeldde bij atletiekclub AAV’36 in Alphen a/d Rijn; ze wilde hard leren lopen. Maar al snel bleek op de trainingen dat ze een ‘vlotte leerling’ was en technische dingen snel oppikte. De goede sportieve basis die ze uit het turnen meenam naar de atletiek werd al snel onderkend door AAV’36- trainer Alex van Zutphen. Hij haalde haar over om zich meer te richten op het polsstokhoogspringen.

Al na twee jaar mocht ze als B-junior met de Nederlandse meerkampploeg naar Praag. In datzelfde jaar, 2012, behaalde ze op het polsstokhoogspringen al een (gedeelde) bronzen plak tijdens het NK. Hoe allround Femke was bleek in 2013 toen ze als A-junior op de zevenkamp al tot een mooie score van 4891 punten wist te komen. Maar haar dierbaarste jeugdherinnering beleefde ze waarschijnlijk in datzelfde jaar, door in het Italiaanse Rieti tijdens het EJK met een sprong over 4.25 het zilver te bemachtigen. En dat had nog nooit een Nederlandse vóór haar weten te presteren. 

In 2014 ‘ontglipte’ Femke de Nederlandse senioren-polsstoktitel toen ze in een spannend duel met Rianna Galiart, dat uitmondde in een barrage, de eer aan haar tegenstandster moest laten. Maar in 2015 wist Femke Pluim haar naam definitief in de Nederlandse damestop te vestigen. Tijdens het indoorseizoen verbeterde ze het Nederlandse record uit 2003 van Monique de Wilt met 2 centimeter en bracht het op 4.47 meter. Later datzelfde jaar tijdens het Nederlands kampioenschap te Amsterdam, ging ook het outdoor record eraan. Ze won de titel en schroefde het record op naar een nieuwe hoogte van 4.55 meter. Doordat Femke al eerder in het seizoen te Vught tot een hoogte reikte van 4.50 meter wist ze zich al vroeg in het baanseizoen te kwalificeren voor het WK te Beijing datzelfde jaar waar ze met 4.30 m. 11e werd en helaas niet door mocht naar de finale en ook voor de Olympische Spelen in Rio de Janeiro in 2016 zat het haar niet mee en kwam ze met slecht een sprong over 4.15 m. waarmee ze 15e werd niet door de ronde heen.

Een moeilijke periode

Daarna brak er voor Femke (lastige voetblessures en operatie en de Covid 19 pandemie) een moeilijke periode aan. Maar ze wist zich er uiteindelijk met veel positiviteit, volharding en relativeringsvermogen geweldig doorheen te slaan. Afgelopen winter vocht ze zich een weg terug naar de top en wist eerst in het Franse Bordeaux met een indoorsprong over 4.51 meter haar eigen P.R.  uit 2016 met 1 cm. aan te scherpen. Een week later kwam daar in het Franse  Tourcoing nog eens één centimeter bij en had ze de internationale aansluiting weer gevonden.
De Olympische limiet voor de Spelen van Tokio is met 4.70 meter behoorlijk pittig. Is er een kans voor Femke om deze hoogte de komende tijd te overbruggen? Of anders misschien haar pijlen te richten op het Europees- kampioenschap te München en het Wereldkampioenschap in Eugene, beiden in 2022. Wat zijn haar doelen, hoe ziet ze haar toekomst in de sport en waar ligt haar plafond in deze mooie discipline?

Femke Pluim  (AAV `36) slaagde er net niet in haar NR van 4,55 op 4,56 te brengen bij de Klaverblad High Jump and Pole Vault Meeting in Zoetermeer op 6-9-2020.
foto's van Ed Turk

Polsstokhoogspringen is geen ingewikkelde sport, je moet gewoon over die lat, klaar!’  Femke Pluim

 Femke, jij komt net als zovele polsstokspringers/sters uit de turnsport. Denk jij dat deze basis het voor jou mogelijk maakte om zo’n snelle ontwikkeling door te maken?

Ik denk dat het een voordeel is dat je je coördinatie in de turnsport goed ontwikkelt. Ik had als nadeel dat ik vrij groot ben en van nature niet super lenig was. Maar dit nadeel werd een voordeel bij het polsstokhoogspringen. Sprong was mijn favoriete turnonderdeel, vanwege de snelheid in de aanloop. Daarnaast was ik niet bang (en ging regelmatig hard onderuit). Uiteindelijk vormden die eigenschappen (coördinatie, snelheid, niet bang) een goede basis voor polsstokhoogspringen.’ 

Je hebt de overstap gemaakt naar Nationaal Sportcentrum Papendal, na jarenlang met Alex te hebben getraind en succes te hebben behaald. Hoe kijk je terug op die periode?

‘Vanuit de meerkampgroep van AV Gouda stapte ik over naar de meerkampgroep van AAV’36 waar ik me als polsstokhoogspringster verder ontwikkelde. Ik heb trainen bij een vereniging altijd ontzettend leuk gevonden, omdat de groepsdynamiek, onbevangenheid en club-energie mij een positieve boost gaven. Ik heb veel geleerd in de tijden bij AV Gouda, waar ik als jonge energieke meid enorm tegen Laura Molenaar en Pim Jehee opkeek. Bij AAV’36 waren er nieuwe mensen, nieuwe prikkels en een bak aan clubgezelligheid waar ik ontzettend van genoot.
Destijds was ik, nu ik erop terugkijk, nog best jong en onbevangen. Nu ben ik veel bewuster en kan/durf ik mijn eigen keuzes te maken.’ 

Je traint nu op het goed gefaciliteerde Papendal met bondscoach Robbert-Jan Jansen, een trainer met misschien andere opvattingen. Wat zijn de verschillen technisch gezien, moest je veel veranderen in je techniek en was de omschakeling een dingetje?

‘Toen ik op Papendal kwam trainen en Robbert-Jan mijn trainer werd, kwam al snel naar voren dat ik voorheen niet zozeer mijn hoogtes haalde doordat ik goed kon polsstokhoogspringen, maar meer doordat ik hard aanliep, een stugge stok kon buigen, en me over de lat wist te wurmen. “Prima toch?” zou je nu kunnen denken. Maar, het was onmogelijk om vanuit die basis hoger te gaan springen. Dus zijn we begonnen om een nieuwe fundering te leggen, opgebouwd uit techniek gecombineerd met mijn sterke punten.
Om een voorbeeld te geven; ik zette vroeger liefst heel dichtbij af (dicht bij de insteekbak), waarbij je vanuit een lichaamspositie “vanzelf” omhoog gaat, als je je trucje kan doen en je lichaam dat aan kan. Leuk, maar niet houdbaar voor de lange termijn. Daar, en aan een heel aantal andere punten, hebben we afgelopen jaren hard gewerkt. Dit was een flinke investering, maar ik kan nu met trots zeggen dat ik me een technisch vaardige polsstokhoogspringster voel.’ 

Je hebt van 2016 tot 2019 met vervelende voetblessures en operaties te maken gehad. Hoe heb jij je daar doorheen weten te vechten en het geloof weten te behouden dat je een comeback zou kunnen maken?

‘Laat ik vooropstellen: blessures zijn niet leuk. Ik ben van nature, denk ik, positief ingesteld en niet gemakkelijk uit het veld te slaan. Deze eigenschappen hebben mij onder andere door roerige tijden geholpen (vrienden, familie, studie, niet te vergeten). Ondanks dat het niet leuk is om geblesseerd te zijn, biedt het ook altijd nieuwe kansen. In de tijd dat ik mijn voet niet kon belasten hebben we heel hard gewerkt aan technische aspecten in de sprong, door deeloefeningen daar waar mogelijk. Daarnaast heeft het me de tijd gegeven om erachter te komen wat ik eigenlijk wilde, hoe gemotiveerd ik eigenlijk was. De topsportsneltrein raast elke dag maar door en door, maar door opeens stil te staan, kom je er snel achter waar je het allemaal voor doet, hoe leuk je het vindt, hoe dankbaar je bent voor de kansen die je krijgt etc. Daarnaast voelde het alsof ik beter kon dan het cijfer wat achter mijn naam stond, en… opgeven was nooit een optie.’ 

Ik las ergens in een interview dat jouw sportcarrière een weg lijkt vol hobbels, maar dat je kracht weet te putten uit tegenslagen. Kun je dat voor ons uitleggen?

‘Vroeger (voor 2016) overkwamen veel dingen me, althans, zo voelde het. Maar tegenslagen hebben me bewust gemaakt van de kansen/ bijzondere momenten/ persoonlijke doelen en overwinningen. Vroeger kon ik presteren alleen maar relateren aan een hoogte en keek ik heel zwart/wit naar wedstrijden. Nu gun ik mezelf de ruimte om te mogen genieten van wedstrijden en vanuit die vrijheid sta ik sterker op de baan (ik ben een enorme genieter, als je dat nog niet door had). Ik kan naast het zwart/witte eindresultaat (want dat blijft natuurlijk zwart/wit) ook de verbeterpunten en de hunkering voelen om dat een volgende keer anders te doen, omdat ik dat kan. En niet, omdat ik denk dat mensen vinden dat ik dat moet.’ 

Jouw ‘onderdanen’, kraakbeen-aangroei aan het hielbeen bij de aanhechting van de achillespees (Hacklund Osteose, redactie) werken niet echt mee. Hoe zit het nu na je operaties met de belastbaarheid, levert dat in de training beperkingen voor je op?

‘Als topsporter moet je “luisteren naar je lichaam”, wat ontzettend uitgemolken en cliché klinkt. Vroeger kon je mij niet stuk krijgen (tot frustratie van Pim (Jehee), maar inmiddels heb ik mijn lichaam goed leren kennen. Ik vond het moeilijk om aan te geven waar/hoeveel pijn/last ik ergens had (wat ik wel meer zie bij jonge/gretige atleten). Maar in de afgelopen tijd heb ik geleerd dat het beter is om te doen wat kan binnen de mogelijkheden, in plaats van te doen wat er van je wordt verwacht dat misschien nét buiten je mogelijkheden ligt. Als je te vaak een elastiek te ver oprekt, dan knapt het. Voorkomen is beter dan verzorgen!
Inmiddels liggen de tubes zalf, elastieken, het Compex apparaat, en alle tools die gedurende de tijd voor mij hebben geholpen altijd binnen handbereik.’ 

Jij zegt ergens op de site van je sponsor Novatore dat sommige topsporters de ‘connectie’ met de wereld verliezen en jij zelf ‘niet dat meisje wil zijn dat alleen maar over een lat wil springen, omdat dit niet voor eeuwig is’. Kun je ons wat over jouw levensfilosofie vertellen, hoe jij daar mee omgaat als topatlete?

‘Vroeger voelde ik me vaak “Femke de topsporter” en kon ik enorm onzeker worden over alle verwachtingen die mensen daar (on)bewust bij hadden. “Topsporters zijn toch elke dag serieus?”, “Topsporters lopen toch altijd stoïcijns op wedstrijden rond in hun focus-tunnel?”, “Topsporters hebben een bepaalde professionaliteit over zich heen” –het zijn allemaal verwachtingen/vooroordelen die (onuitgesproken) in de lucht hangen. Nadat ik “doorbrak” (dat vind ik altijd cliché klinken) voelde het of ik ook aan deze verwachtingen moest voldoen. Maar, ik loop op een wedstrijd niet met oortjes in, ik vind het superfijn om mezelf te kunnen zijn op wedstrijden en een praatje te maken met de jury die de hele dag voor ons in de weer is, en ik vind het ook heerlijk om eens lekker een bak ijs weg te lepelen op de bank met een pak koekjes als topping. Ik ben veel gelukkiger met “Ik ben Femke, en ik doe aan topsport”, dan “Femke de topsporter”, want topsport is een deel van mij, maar zeker niet alles wat ik in me heb.’ 

Dan even over de toch wel pittige limiet van 4.70 meter voor deelname aan de Olympische Spelen. Wat vindt jij van deze limiet en het ingevoerde puntensysteem voor kwalificatie?

‘Het ingevoerde kwalificatiesysteem zou voor een verbetering moeten zorgen van het niveau op het toernooi zelf. Maar er zitten heel wat haken en ogen aan het systeem en het is duidelijk dat het nog in de kinderschoenen staat. Ik kan hoog of laag springen, maar dat vergroot mijn kans niet. Wat ik wel kan doen, is zo hoog mogelijk springen. Dan zijn mijn kansen het grootst, dus dat is ook waar ik mijn energie in stop, en wie weet wat er dan gaat komen… high hopes.’ 

Boven: Femke Pluim

Onder: Anzjelika Sidorova

Laatste vraag. Wie is voor jou de grootste polsstokhoogspringer/ster allertijden en waarom?

‘Vroeger zou ik volmondig “Jenn Suhr” hebben geantwoord. Ik weet nog goed dat ik een aantal meter achter haar liep op de warm-up track in Beijing en ik heel hard riep: “OH MY GOD JENN SUHR!”, waarna ik me bedacht dat zij dat natuurlijk gewoon kon verstaan. Ze keek om en zwaaide heel lief naar me.
Ik heb altijd opgekeken tegen springsters. Zo weet ik ook nog heel goed dat ik op mijn eerste NK senioren met Denise Groot in de callroom zat, en ik opeens niet meer wist waar ik moest kijken of wat ik moest doen.
Nu vind ik Sandi Morris een fantastische springster; goede snelheid, en veel lef. Maar als we het dan over een technisch hoogtepuntje hebben – dan absoluut de Russische Anzjelika Sidorova!’

Slot

Femke Pluim, een jonge vrouw die zelfvertrouwen uitstraalt, met een goede realiteitszin en die zich niet snel door tegenslagen uit het veld laat slaan. Haar lijfspreuk is al veelzeggend: ‘Happyness is de key to success!’ Femke, een topsporter in hart en nieren, die geniet van haar sport en volhardend is in de door haar gestelde doelen en zichzelf toestaat om af en toe even stil te staan bij wat ze heeft gepresteerd en daar ook blij en trots op is en volgens ons dat ook mag zijn! 

‘Je kunt de hele dag denken aan de limiet die je moet halen, maar spring je daar dan hoger door? We moeten het allemaal niet te ingewikkeld maken’
Femke Pluim 

Profiel van Femke Pluim

Naam: Femke Pluim

Geboortedatum: 10 mei 1994

Woonplaats: Arnhem

Lengte en gewicht: 180 m, 65 kg.

Beroep/Studie: HBO, bewegingstechnologie

Atletiek specialisatie: Polsstokhoogspringen

Lid van atletiekvereniging: AAV’36, Alphen a/d Rijn

Trainers/Coaches: Robbert-Jan Jansen

Sponsor: Novatore  

Beste prestatie polsstokhoog: Outdoor: 4,55 m, indoor: 4,52 m.

Overige prestaties: Indoor vijfkamp, Jun-B , 3752 punten, outdoor 4787 punten                                                                                                   
Zevenkamp Jun-A, 4891 punten.  

Polsstokhoog palmares:                                                                                                                                                                 

Zilver, EJK Rieti, 2013.                                                                                                                                                                                
Nederlands kampioene, indoor    in:    2015/2016/2018/2020.                                                                                           
Nederlands kampioene, outdoor in:    2015/2016/2017/2020.

NK Eremetaal: 1x brons in 2012 , 3x zilver in; 2013/2014/2017.                                                                               

Bijzondere vermeldingen: 

-Sinds 2016 lid atletencommissie van de Atletiek Unie

-Ambassadrice ‘gezond eten’ voor jongeren in Alphen a/d Rijn

-Schrijfmaatje bij het Ouderenfonds

Hobby’s: 
Wat niet? Klussen aan fietsen, andere sporten, creatief doen, lezen, koken, studeren.

Mooiste wedstrijd tot nu toe: EK Amsterdam 2016, Bordeaux 2021

Heb jij een voorbeeldsporter: Ik vind Sandi Morris is een fantastische springster, maar technisch gezien de Russische Anzjelika Sidorova.

Best gelezen boek: Geen zee te hoog – Els Visser, Een meeuw die wegvloog over zee – Thijs Mik, Ik heb een naam – Chanel Miller

Mooiste film: A drift, Man on Fire, Love Rosie,

Voorkeursmuziek: Muziek waar je niet meezingt, muziek waarop je optreedt (stiekem Nederlandstalig, of de beste duetmuziek voor in de auto)

Favoriete maaltijd: Pap’s Nasi, maar daarnaast ben ik dol op koekjes (krakelingen het liefst) en ijs (alles wat ijs bevat is top).

 

Nog iets vergeten Femke?

Ja er is nog wel iets wat ik zou willen zeggen, want, de aanwas qua polsstokhoogspringsters is erg dun! Het is een technisch onderdeel dat op steeds minder verenigingen wordt aangeboden aan de jeugd. Maar ik hoop echt dat verenigingen hun jeugd de kans wil geven, en niet ontneemt, om kennis te maken met het polsstokonderdeel. Daarom zou ik alle atletiekverenigingen een advies willen geven: verdiep je in deze sport! Daarom vind ik de uitgave  van een polsstokboek dat in het voorjaar van 2022 uitkomt, ook zo’n mooi, een initiatief en een echte aanrader! ) Daarnaast adviseer ik beginnende atleten ook, om polsstokspringers om hulp te vragen (want ik denk dat iedereen die kan springen, zijn/haar spring-passie wil delen), en begin met het aanleren van de basis. De kick van een sprong is zo groot dat ik hoop dat iedereen dat eens mag ervaren.