Boekrecensie "Van 10.6 naar 9.58" van Kees Sluys
De kleurrijke geschiedenis van de sprint.
Door Piet Mosch, mmv Michel van Eijkelenburg
Begin december 2020 kwam dit boek uit bij 20/10 uitgevers.
Het eerste dat opvalt na het lezen van een aantal bladzijdes is de waarschijnlijke worsteling van schrijver en uitgever over het kiezen van een passende titel. Later meer daarover.
Wat stap voor stap duidelijk wordt is de tragiek van de samenleving (Amerika voorop), bezien door de ogen van de gekleurde sporters en de ervaringen die zij opdoen als atleet. Je leest treffende passages over puur racisme en de kloof tussen arm en rijk, belangrijke defecten in de samenleving. Tevens zeer spannende passages waar het gaat om de ontwikkeling en resultaten van de sprinters. De schrijver laveert behendig tussen de klippen van wat maatschappelijk aanvaardbaar is om de dingen vervolgens openlijk bij hun naam te noemen.
De combinatie van de sport en de maatschappelijke context geeft dit boek een historische inkijk in een wereld waarin van alles mis gaat maar waarin de sport een belangrijke plaats inneemt.
De sterke feitelijkheid van de inhoud, het gedegen brononderzoek en de link naar de wetenschap geeft het boek de aanblik van een proefschrift. Zeker ook door de fysieke uitgave. Maar al lezende herken je de stijl als van een roman, waardoor je vanzelf verder leest. Eindelijk een Nederlands boek over de sprint, met liefde voor de sport geschreven in een heldere, prettig leesbare schrijfstijl. Daarbij is de bewondering voor de “snelle mannen” merkbaar en krijgt het mythische begrip “de snelste mens op aarde” inhoud. De lofzang op namen als Owens, Hary, Hines en Lewis zijn voor de lezer kenmerkende links naar het eigen geheugen. Pijnlijk duidelijk wordt dat dopinggebruik en de boycot (politieke invloed) van wedstrijden van alle tijden zijn.
De keuze voor het startmoment 1912 lijkt enigszins arbitrair en de focus op alleen de mannen is opmerkelijk. Biedt dit ruimte voor een volgend boek van Sluys?
Terug naar de titel. Alleen insiders kunnen oordelen over wat het gekost moet hebben om in honderd jaar tijd van 10,6 naar 9,58 te komen. Andere sporten (schaatsen?) of onderdelen daarvan lijken veel meer vooruitgang te hebben geboekt. Ruime aandacht wordt geschonken aan de lichamelijke ontwikkeling van de sporters, de techniek van de atleet en de omstandigheden zoals schoenen, baan en startblok, waardoor een helder beeld ontstaat over die vooruitgang die stap-voor-stap en met vallen en opstaan gerealiseerd is.
Het woord “kleurrijk” in de subtitel heeft normaliter een positieve connotatie. Dat is in het boek niet helemaal terug te vinden. Het is wel een treffende link naar de mensen van kleur die als het ware samen de hoofdpersoon in het boek vormen.
Al met al een aanbevelenswaardig boek. Binnenkort begint de atletiek met het indoorseizoen, gevolg door outdoor en zal hopelijk zijn hoogtepunt beleven tijdens de Olympische Spelen. Na het lezen van dit boek kun je niet wachten. Waarschijnlijk zullen we dan de sport dit jaar weliswaar op afstand, maar goed voorbereid, kunnen beleven.