De Canon van de Nederlandse Atletiek: aanwinst voor geschiedschrijving
door Michel van Eijkelenburg en Piet Mosch
Inleiding
Op zondag 27 november werd in de winkel van Broese in Utrecht de canon gepresenteerd en werd het eerste exemplaar uitgereikt aan Gerard Nijboer. Op de foto Gerard en de vijf samenstellers van de canon. Vlnr Henk Stouwdam, Rob Velthuis, Gerard Nijboer, Rolf Bos, Eric Roeske, Kees Sluys.
Tout atletiek was uitgelopen om dit mee te maken. Gregory Sedoc was de spreekstalmeester en gaf eenieder de credits die hij of zij verdiende. De eerste kritieken uit de atletiekwereld en die daaromheen waren positief over de inhoud van het boek, maar nog meer over het fenomeen an sich: een compact overzicht van de atletiekhistorie waarin Nederland een steeds prominentere rol is gaan spelen. Een canon met een museaal karakter zoals de samenstellers aangeven. Er zal dus nog vaak aan de canon gerefereerd worden om het heden te begrijpen en de toekomst te kunnen voorspellen.
Hoe werd het boek in Nederland ontvangen? Ik heb een drietal momenten kunnen vinden.
Eerst de recensie in dagblad Trouw, dat een summier verhaal bevat. De recensent tipt een aantal specifieke passages aan zoals de vroege ontwikkeling van de vrouwen in de atletiek, enkele bekende sterren en een passage over Tinus Osendarp. Verder de schaduwkant van succes (doping) van Ria Stalman. Het verhaal eindigt met de bevestiging dat de samenstellers zeker een atletiekmuseum in boekvorm hebben geproduceerd.
Vervolgens een recensie in dagblad NRC. De recensent begint met de vaststelling dat de atletiekvrouwen over de jaren heen dominant waren ten opzichte van de mannen als het gaat om Olympische medailles (zeven tegen vijf). Verder gaat NRC langs een aantal bijzondere momenten en kijkt via de samenstellers voorbij de resultaten naar het tijdsbeeld van dat moment. Zo wordt uiteraard stilgestaan bij de resultaten van Fanny Blankers-Koen, maar tegelijkertijd ook bij de rol van Fanny en haar man Jan ten opzichte van Foekje Dillema. Bij Tollien Schuurman die weigerde uit te komen op het “feest” van Hitler en de NSB-medailles van Tinus Osendarp. Bij de raadsels rond wel of niet dopinggebruik. Bij Sifan Hassan die respectvol in haar context wordt geplaatst.
Tenslotte het radioprogramma Langs de lijn en omstreken.
In de studio was Rob Druppers uitgenodigd om de canon van de Nederlandse atletiek te bespreken en natuurlijk ook zijn eigen plek daarin. Rob kreeg veel vragen op de bekende licht-cynische toon van de presentatoren. Terwijl Rob alle gelegenheid kreeg om zijn loopbaan toe te lichten, en dat ook goed en onderhoudend deed, kreeg de canon in algemene zin te weinig aandacht. De beoordeling was positief, maar het gesprek bleef erg oppervlakkig.
Recensie door baan-atletiek.nl
De 50 onderwerpen, ofwel “vensters”, zijn zeker goed gekozen, er is er niet een bij die misplaatst is. Maar bij de selectie zijn wel heel wat grote atleten gesneuveld die in deze canon niet misstaan
zouden hebben. Te denken valt aan Eef Kamerbeek, Harry Schulting, Gert-Jan Liefers, Marjan Olyslager, Piet van der Kruk, Karin Ruckstuhl, Kamiel Maase, Marko Koers, Han Kulker, Ignisious Gaisah, Ruud Wielart, Maria Gommers. De canon had dus net zo goed 60 vensters kunnen omvatten.
Tot onze spijt missen we de ontwikkeling van het thema “Veilige Sport” in de canon. Het is iets van de laatste jaren, maar past wel vanwege het belang ervan en de impact op de sport. Het past bovendien in een bredere maatschappelijke ontwikkeling. Jammer dus dat er geen venster voor is benut. Vooral omdat NOC NSF in de persoon van André Cats zeer lauw reageert als het gaat over dit onderwerp. Juist nu blijkt dat het aantal meldingen drastisch oploopt. Als André net zo resultaatgericht over dit onderwerp zou denken als het aantal te behalen medailles op de volgende Olympische Spelen, dan zou er veel meer voortgang zijn. Nu komt hij niet verder dan: “We zijn bezig normen te ontwikkelen waarlangs we de meldingen kunnen beoordelen”. Vanuit de Atletiekunie, onderdeel van NOC NSF op dit onderwerp, horen we helemaal niets.
Door het ruwe papier komen de vele foto’s in het boek helaas minder sprekend over. Maar de omslag is prachtig met de in elkaar vervlochten actiefoto’s van tien grote Nederlandse atleten. De inhoudsopgave is erg onpraktisch doordat de meeste venstertitels weinig zeggen over het betreffende onderwerp. Een bepaalde atleet opzoeken kan alleen via het namenregister, en daardoor is deze canon geen handig naslagwerk. Het boek is wel handig in die zin dat het de gehele atletiekgeschiedenis op chronologische volgorde behandelt: het begint in de 19e eeuw en eindigt bij Femke Bol en Sifan Hassan. Van de 50 vensters gaan er 34 over hardlopen, en dat is wel terecht want het lopen vormt de hoofdmoot van de atletiek, zeker in Nederland. Bij elk venster staat een afzonderlijk kader met wetenswaardigheden (zijdelings) verband houdend met het onderwerp, een leuke vondst. Mooi is ook dat het boek niet alleen de algemeen bekende namen behandelt maar ook bijvoorbeeld twee vergeten superlopers uit het begin van de 20e eeuw: Louwe Huizenga en Jan Zeegers. Verder is het voor ons historisch besef goed te lezen dat vrouwen tot 1960 niet capabel werden geacht om afstanden boven 200 meter te lopen. Tegenwoordig is hardlopen populairder bij vrouwen dan bij mannen. Maar ondanks deze emancipatie van de vrouw is de canon is wel geschreven en samengesteld door … vijf mannen.
Het boek plaatst de atletieksport door de jaren heen in de context van de wereldgeschiedenis. Twee atleten passeren de revue die openlijk en demonstratief hebben geweigerd aan de O.S. in 1936 deel te nemen: Tollien Schuurman en Wim Peters. Daartegenover staat Olympisch medaillewinnaar Tinus Osendarp die juist de kant van de nazi’s koos.
Kritische geluiden binnen de atletiekwereld worden niet geschuwd. Een voorbeeld daarvan is marathonloper Gerard Nijboer die zegt: “De Atletiekunie heeft de wegatletiek begraven”. Er is aandacht voor de atletiek als volkssport (de massale stadsmarathons), en voor de moeizame ontwikkelingen op het gebied van indooraccommodaties (van het geklungel in veemarkthallen tot de permanente banen in Arnhem en Apeldoorn).
Niet erg vaak in de belangstelling staat de meerkamp. Gelukkig besteedt deze canon de nodige aandacht aan de (gewezen) internationale toppers Eelco Sintnicolaas en Anouk Vetter. Eelco geeft een afschrikwekkende omschrijving van de 400 meterloop: “dat is zo hard lopen als je kunt totdat je denkt dat je niet meer kunt, en dan ben je ongeveer halverwege”. Het boek biedt tenslotte een mooi overzicht van alle door Nederlandse atleten gewonnen medailles bij Olympische Spelen, WK’s en EK’s.
De canon is soepel en toegankelijk geschreven, wat het een prettig leesbaar boek maakt. En inhoudelijk is het een geweldige aanwinst voor de nationale atletiekgeschiedschrijving.
Bespreking specifieke vensters
In de canon wordt terecht een mooie ode gebracht aan de mondiale atlete van de eeuw Fanny Blankers-Koen. Maar dat de schrijvers haar de eerste echte sportheld van Nederland noemen roept de vraag op of daarmee niet (per ongeluk) Jaap Eden over het hoofd gezien wordt.
Voor de atleet, verzetsman (militaire Willemsorde) en groot sportbestuurder Ad Paulen is terecht een venster ingeruimd. Ook de veelbewogen geschiedenis rond de Friese topsprintster Foekje Dillema, wier vrouwelijke identiteit niet werd erkend en die daardoor lange tijd pijnlijk genegeerd is, ontbreekt niet. Het venster over de estafettedames in 1968 maakt duidelijk dat Wil Westphal destijds van vier individuen een geoliede machine maakte. En dat hij zijn tijd ver vooruit was doordat hij coachte op een manier die we nu als moderne coaching zien. Dat hebben we de afgelopen jaren wel anders gezien. Maar Westphal was door een conflict met de bond niet in het Olympisch stadion aanwezig, en misschien was het daardoor dat de ijzersterke ploeg net naast de medailles greep.
In venster 19 wordt belicht hoe het toch komt dat Nederland op bepaalde technische onderdelen, bijvoorbeeld het speerwerpen, vrijwel nooit goede atleten voortbrengt.
De schrijvers hebben veelal mooie titels voor de vensters gekozen. De uiteindelijk hard gevallen Olympisch kampioene Ria Stalman wordt raak getypeerd met de titel “Afbladderend goud”, en werper Rutger Smith met “grote vriendelijke reus”. Er zijn vensters over alle loopafstanden, van 60 meter (Nelli Cooman) tot maar liefst 400 kilometer (Jan Knippenberg). Dankzij deze canon weten we nu dat steeple-loper Simon Vroemen volhoudt nooit doping genomen te hebben, en ook dat 800 meter-kampioen Bram Som oprecht vindt dat hij zijn gouden EK-medaille in Gotenburg eerlijk verdiend heeft ondanks zijn zijstappen buiten de baan.
Mooi om te lezen is het bijzondere levensverhaal van marathontopper Abdi Nageeye die als Somalisch jongetje in Nederland terechtkomt en bij een pleeggezin in Oldebroek bij toeval zijn hardlooptalent ontdekt. Verder een zeer informatief interview met Charles van Commenee over de grote successen van, maar ook de bedreigingen voor, de topsportstructuur en -cultuur op Papendal.
Uiteraard krijgt ook de recente sensationele opkomst van de nog jonge atletes Jessica Schilder en Femke Bol de nodige aandacht. En de canon sluit af met een dubbele Olympisch kampioene, de mysterieuze Sifan Hassan.